"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

dinsdag 1 juli 2014

Terug in de Brenne I

The grand show is eternal. It is always sunrise somewhere; the dew is never dried all at once; a shower is forever falling; vapor is ever rising. Eternal sunrise, eternal dawn and gloaming, on sea and continents and islands, each in its turn, as the round earth rolls.

John Muir
De muggen dansen in een avondcabaret terwijl de zon langzaam afdaalt naar de diepte van de horizon. Het is een aangenaam warm en lichtend begin van onze stilaan traditionele reis in de Brenne, dat goed bewaard natuurlijk geheim in midden-Frankrijk. Terwijl Jan op geocaches jaagt, val ik bijna over de talrijke harlekijnorchissen (Anacamptis morio) en andere planten die de paden orneren.
Het contrast met de volgende dag is dan ook erg groot als de hemelsluizen openstaan boven een gulzig drinkend land. Dat werd een late brunch in Franse stijl in mijn auto ...
Dit zwembad van hemelwater houdt ons niet tegen om op pad te gaan in Forêt de Preuilly met de bedoeling om vooral op zoek te gaan naar amfibieën. In dit oude eikenbos dat eeuwenlang onder hakhoutbeheer stond kan men talrijke bejaarde stoven vinden. God weet hoe oud deze zouden zijn ... Telkens worden er loten afgelegd en de stammen geoogst als de gewenste dikte bereikt hebben. Dit kan honderden jaren doorgaan, zelfs als de originele stoof inrot.
Sinds 2011, toen ik de marmersalamander (Triturus marmoratus) op onze eerste Brennestage gemist had, ben ik telkens weer ijverig op zoek naar deze soort. Het natte weer van deze dag belooft veel goeds en jawel ... Daar vang ik ineens een eerste glimp op van de felgroene staart onder een willekeurige omgedraaide boomstronk. Het duurt even vooraleer mijn brein het beseft maar de gelukzalige uitroepen en bijhorende glimlach zouden nimmer meer afspoelen die dag. Het is een geweldige ontlading na drie jaar hopen. En geef toe, het is een prachtige soort om te bewonderen.
Nog steeds nagenietend van de ontdekking van de marmersalamander komen wij bij een bospoeltje waar deze libellenlarve de voorbije warme weken gebruikt heeft om te ontwikkelen en gisteren, onder het valse veiligheidsgevoel van de grillige zon, begon met uitsluipen. Nu onderkoeld door de regen zal het wel eventjes langer duren...
Het impressionisme regeerde in de vale bruine bossen in de vochtige lucht.
Maar evenwicht moet er zijn en tegen de avond droogt het weer dan eindelijk op, genoeg om ons te besluiten tot een fietstochtje in de buurt van Migné, waar we kampeerden.
Het steeds wisselvallige weer zou een thema blijven op onze reis en we zouden onze tweewielers jammer genoeg niet zo vaak kunnen gebruiken als we wilden. Toch kan je hiermee leuke wegen ontdekken, steeds weer, zoals deze rustige departementale waar amper auto's lijken te rijden en de eiken de wacht houden.
Ook uitdagingen zijn makkelijker te ontdekken met de fiets zoals dit hooibalenfiguur dat Jan met plezier beklom onder het mom van fysieke oefening.
Terwijl de knolsteenbreek (Saxifraga granulata) zich laaft in de late zonnestralen ...
... kijkt een eenzame gele lis (Iris pseudacorus) uit op het verstilde oppervlaktewater van een vijver, enkel met enkele rimpels verstoord als een paar beverratten (Myocastor coypus) actief rondzwemmen. Gele lis is trouwens een waterplant dat de waterkwaliteit en helderheid bevordert door zeer veel voedingsstoffen op te nemen -het is een forse plant- waardoor het water armer wordt en algenbloei verhinderd wordt.
Als de nacht ingevallen is, werkt de hoge vochtigheid nog steeds in mijn voordeel als ik eventjes alleen op pad ga rond de camping. In een slootje dat net aangelegd is geweest om een natuurweide te ontwateren, vind ik na lang zoeken op het typische "kèk kèk" van de boomkikkers (Hyla arborea) eindelijk dit paartje dat gemoedelijk in amplexus in het water zwemt. Het is meteen mijn eerste keer dat ik deze soort in het water aantref en niet in 'n plant.
De rustige dorpscamping waar wij zitten, is ideaal gelegen voor toevallige waarnemingen zoals deze grote nachtvlinder, een hageheld (Lasiocampa quercus) die ik ving met een rol toiletpapier in het sanitairblok.
De volgende dag, net als de rest van de week, zou iets stabieler weer brengen en daar profiteren we van door een bezoekje aan La Sous, de drukst bezochte vijver van het natuurreservaat Chérinne. In tegenstelling tot vorig jaar was het nu een stuk minder druk, we waren ook vroeger op het jaar hier en de paartjes werden nu pas gevormd en de nesten gebouwd. Dit koppeltje geoorde futen (Podiceps nigricollis) was naarstig op zoek naar eten en een geschikte nestplaats.
Ook de eerste witwangsternen (Chlidonias hybrida) kwamen stilaan hun oude kolonie terug bezetten.
De kokmeeuwen (Chroicocephalus ridibundus) waren hun al echter voor, luidruchtig bezetten zij de dominante dode boomstam in het midden van de vijver en kakelen en bekvechten er de hele dag er lustig op los.
Toch bleef het bijlange niet alleen bij woorden ...
Andere koppeltjes waren dan weer aan de nestbouw begonnen. Stevige takjes werden uit de biezen geplukt om hun kraamkamer vorm te geven.
Temidden van alle drukte, foerageert een fuut (Podiceps cristatus) rustig op de vissen in het heldere water.
De ochtendwolken trekken weg en onze benen beginnen te kriebelen: tijd voor een wandeling rondom Chérinne waar de graslanden opengehouden worden door deze Limousins. Dit robuuste Franse ras van koeien heeft 'n speciaal plaatsje in mijn generaties oude boerenhart. Kijkt u zelf maar. Ik geraak steeds weer in vervoering door hun aardse kleuren en wonderlijke, vriendelijke en slimme karakter.
Zij zorgen ook voor een grotere diversiteit, hun mest en hun ruige lijven trekken talrijke insecten aan waar dan weer de koereigers (Bubulcus ibis) op afkomen. Deze reigers jagen namelijk voornamelijk op insecten die zij uit het gras opjagen, vandaar dat ze zo vaak in de buurt van vee vertoeven.
Maar de Brenne is ook op andere vlakken speciaal. Het is nog maar zelden voorgekomen dat ik een dergelijke hoge planten- en dierendiversiteit terugvond in gewone wegbermen. Hier is het doodnormaal om massaal waterranonkel (Ranunculus aquatilis) in de sloten langs de weg aan te treffen. Niet alleen dit kleine, witte plantje is hier te vinden, maar ook een soort van zuiver kwelwater zoals waterviolier (Hottonia palustris) voelt zich thuis hier in de bermen. Ongelooflijk.
Onder de doorgedreven tweetonige zang van de koekoek (Cuculus canorus), soms als een silhouet afgetekend in een verre boomtop, stappen we voort. Het behoorde net zo goed tot onze sensoriële input als de voortdurende variatie van de vele nachtegalen (Luscinia megarhynchos).
Toch is de insectenrijkdom, naast de planten, nog het meest indrukwekkende in de Brenne, gaande van de talrijke rupsen en rupsennesten in de hagen langs de weg...
... over kevers die intiem kennismaakten met mijn vingerafdrukken ...
... via waterjuffers zoals dit lantaarntje (Ischnura elegans) ...
... tot de vele dagvlinders zoals deze bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus) en kleine vuurvlinder (L. phlaeas), de diversiteit is haast onnoemelijk groot, bijna te groot om te bevatten. Bij ons in Vlaanderen is de bruine vuurvlinder bijvoorbeeld bijna uitgestorven ...
We kregen geregeld rare blikken toegeworpen van voorbijrijdende auto's. Maar onze moeite loont echt wel want de kers op de taart was het zeldzame staartblauwtje (Cupido argiades) waarvan de Latijnse genusnaam wel iets doet weerklinken bij de romantische zielen onder ons. Het tere beestje is er ook naar gebouwd.
In de bermen stonden ook diverse orchideeën zoals de eerder vermelde harlekijnorchis, duidelijk te herkennen aan de groengeaderde bovenste kroonbladen.
En weer is een drukbezette dag voorbij en wordt het tijd om te genieten van een kalme avond waarbij de zon al even kalm haar dagelijkse doortocht aan de einder voltooit.
Doorheen de week zouden we op de camping meerdere leuke ontdekkingen doen, zoals deze rugstreeppad (Bufo calamita).
Of wat dacht u van het prachtige contrast dat dit citroenlieveheersbeestje (Psyllobora vigintiduopunctata) vormt met de paarse palen van het afdak waaronder we ons vaak vertoeven, beschut tegen de regen en wind en vooral om de tent te ontvluchten die helaas kampte met een schimmelinfectie ...
Tenslotte waren ook meerdere achtpotigen op doortocht, zoals deze platte wielwebspin (Nuctenea umbratica), een centraal-Europese soort die vooral gebouwen opzoekt. 's Avonds bouwt ze een groot bolvormig web waar ze 's nachts in zitten en nietsvermoedende insecten verschalken.
Een nachtvlinderval die we van Roel geleend hadden, leidde tot nog meer campingobservaties. Via een UV-lamp worden de nachtvlinders -en soms andere insecten zoals meikevers (Melolontha melolontha)- gelokt en via de plexiglazen verdelingen in de houten bak kunnen ze niet meer ontsnappen, er zijn diverse eierkartons aanwezig waar ze achter kunnen kruipen ter beschutting. 's Morgens zijn ze zodanig afgekoeld dat determinatie perfect mogelijk is.
De kleurdiversiteit is ongelooflijk bij deze soorten. Naast talrijke groene zilveruilen (Calamia tridens) en geelgekleurde hagedoornvlinders (Opisthograptis luteolata) vingen we ook de subtieler getekende soorten zoals deze brandvlerkvlinder (Pheosia tremula).
Het kan nog subtieler, op camouflage af, want doet deze wapendrager (Phalera bucephala) u ook niet denken aan een berkentakje ?
Naast de vele meikevers vingen we af en toe ook deze gigantische kevers van meer dan vijf centimeter. Het zijn spinnende watertorren (Hydrophilus piceus). Niet alleen de grootte maakt het tot een opmerkelijke soort, ook zijn menu als larve is ongewoon: het zijn ware alleseters, tot kleine salamanders en kikkers toe maar eenmaal volwassen is deze kever een brave planteneter die de unieke structuur van zijn achterpoten gebruikt om te snorkelen tijdens het foerageren onder water.
De spectaculairste nachtvlinders tijdens onze week in de Brenne waren de opvallend gevormde pauwoogpijlstaarten (Smerinthus ocellata) die op hun ondervleugels een felle oogtekening herbergen om predatoren af te schrikken. Toch waren er vreemde krachten aan het werk hier in de Brenne want op een dag verscheen er op onze ontbijttafel ook een dood exemplaar van een grote nachtpauwoog (Saturnia pyri) -een van de grootste nachtvlinders die er zijn. We hadden zo onze verdenkingen maar het mysterie zal wel altijd een Brenneverhaal blijven...
Mijn favoriet was toch weer een groengekleurd exemplaar: de kleine groenbandspanner (Colostygia pectinataria) die we in Rosnay dichtbij het huis van Guido en Greta vonden. Jawel, ook zij waren van de partij tijdens onze week Brenne voor een paar gezellige avonden en vele, vele tips... en nachtvlinders !
Het wisselvallige weer met af en toe een zware onweersbui zorgde voor dramatische luchten maar helaas ook voor minder actieve vlinders. Soms ging ik dan ook alleen op pad met de auto naar de vogelvijvers zoals La Sous en Étangs Foucault. Daarvoor had ik zoveel materiaal niet nodig.
In La Sous blijft er tenslotte altijd wel iets te zien, hoe klein ook. Gaande van roodkoppige lelijke meerkoetjongen (Fulica atra) tot een jagende bruine kiekendief (Circus aeruginosus), majesteus zwevend boven het riet of zelfs later een observatie van een voedseloverdacht tussen man en vrouw van deze roofvogelsoort, compleet met de tuimeling ! Ik was zo enthousiast dat ik dit in het Frans communiceerde met het meisje naast mij, dat later dan toch een Vlaamse bleek te zijn. Het is een kleine wereld, zeker in het groen van de Brenne.
Een Purperreiger (Ardea purpurea) is zoals gewoonlijk ook weer van de partij, af en toe laag boven het riet zwevend tot hij bij zijn nestplaats invalt.
Een paar uurtjes later kleuren onweerswolken het decor van Étang Blison met de honderden drijvende bladeren van de gele plomp (Nuphar lutea) die spoedig in bloei zal komen.
Een beverrat, helemaal alleen, laat zich niet afschrikken door het aanzwellende donder.
Ook de kuddes van de stevige Limousins laten hun sappig maaltje er niet voor staan. Enkel dat vreemde individu tussen de bomen verdient een beetje meer aandacht dan gewoonlijk in hun onverstoorbare grazen.
Ook aan de Étang Foucault steekt de donkere lucht af tegen de felbloeiende brem (Cytisus scoparius). Van de twijgen van brem werden in vroegere tijden bezems gemaakt en soms werd de vezel van de plantgebruikt als vervanger van jute voor kleding of zakken.

Terwijl het onweer aanzwelt en ik in een apocalyptische stortbui naar de camping vlucht en hoop dat de oude beschimmelde tent de natuurkracht aankan, reflecteer ik op een interessant half weekje Brenne, het smaakt naar meer in een volgende post !

Geen opmerkingen:

Een reactie posten