"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

woensdag 16 april 2014

Baai van de Somme

De wolken jagen
jagen vogelen na
Hagel slaat en drumt
op het gedrang van gras
Het zand in drommen
knarst
Het groen dat aarzelt
barst
Een verstilling
Branding, horizon
Wijds mijn ogen
Ze verwijlen in verte
Ze jagen
jagen de wolken na

VAG - Wolken in de Somme (2014)
Saint-Valéry-sur-Somme. Een late namiddag in maart en de open hemel toont de witte lentewolken boven het brede estuarium van de Somme. Gekend voor de zware veldslagen in de Eerste Wereldoorlog is deze rivier tegenwoordig ook heel bekend omwille van zijn natuurwaarde. Tienduizenden vogels profiteren jaarlijks van het intact gebleven estuarium en de bijhorende kuststrook langs de Marquenterre aan de andere kant van de baai waar het zand, water en de wind vrij spel krijgen. Kortom: een ideale bestemming voor een vierdaagse en niet te ver weg om mijn busje nog eens zijn motor te laten fitnessen. Rein en ik waren al een paar weken ernaar aan het uitkijken en na een lange rit over de gewestwegen, voornamelijk langs de D940 vanaf Duinkerke, zijn we er eindelijk.
Op dit kaartje ziet men goed hoe de baai het land insnijdt, het creëert zo een enorm groot estuarien gebied rijk aan zandbanken, duinen, bossen, moerassige riet- en graslanden en vooral rijk aan leven.
Saint-Valéry-sur-Somme is een goed vertrekpunt voor mensen die voor het eerst willen kennismaken met dit bijzonder natuurgebied. De sfeer wordt in het stadje zelf al meteen gezet door de enkele huizen die taferelen op hun muren hebben laten schilderen van de lokale fauna zoals zeehonden maar ook van andere zeefauna zoals deze vrijelijk getekende alkachtigen die de gevel sieren.
De rijkdom aan marien leven in het slib van het estuarium ontsnapte niet alleen aan de vogels maar ook niet aan de "verrotières". Dit beroep, dat aan het begin van de 20e eeuw in Saint-Valéry driehonderd mensen ondersteunde, hield in dat men het slib opkrabde en omspitte met een "palot", op zoek naar de kokerwormen (behorende tot de borstelwormen of Polychaeta) die in het slib leven en een ideaal aas vormen voor het hengelvissen op paling, tong en andere brakwatervissen: een andere hoeksteen van de lokale economie. Verrotières waren voornamelijk vrouwen. Een andere lokale bezigheid was "la pêche au parc" waarbij weduwen en kinderen diverse lijnen met diverse soorten weerhaakjes vastmaakten aan de laagwaterlijn en waar bij hoogtij diverse vissen zich vastbeten in het aas, vissen zoals rog en steur maar ook watervogels.
Dit was allemaal op het ritme van de getijden, die hier zeer snel grote hoogteverschillen bereiken. Bij volledig laagtij zie je de branding heel in de verte, bijna aan de horizon. Het is een indrukwekkend maar soms ook gevaarlijk spektakel. Wij zien het tij draaien en ebben op de paar uren die we hier rondlopen.
De frisse wind en de enkele Gewone zeehonden (Phoca vitulina) die al in de baai zwemmen maken eenvoudige biologen heel blijgezind.
Als dan een van deze zeehonden nog bovenkomt om enkele minuten te worstelen met een platvis die hij niet binnengespeeld krijgt, is het helemaal een schouwspel van jewelste. Deze zeehond is samen met een tachtigtal anderen een vaste waarde voor het gebied dat hierom bekend staat en vormt met de rest de grootste zeehondenkolonie van Frankrijk. Later op de avond, bij laagwater, zouden we ze in de verte zien liggen op de vele zandbanken die dan vrijkomen.
Toch profiteren zij niet alleen van het aangeboden buffet, ook deze achttien Kleine zilverreigers (Egretta garzetta) samen met die ene eenzame Aalscholver (Phalacrocorax carbo), drogend op de paal, zijn van de partij aan de rijke dis.
Intussen zijn we een drietal uren verder en is het waterpeil al behoorlijk gezakt in het stadje. De bootjes, die bij onze aankomst nog vrij dobberden, liggen nu her en der verspreid op de modderbanken.
Rein en ik zetten dan koers naar Hourdel, waar het uitzicht op de baai nog verder reikt, waar we met het busje gratis kunnen overnachten en waar deze Lepelaars (Platalea leucorodia) de oevers afschuimen. Hun kuifveren dansen in de wind als ze zich langzaam over de modderige zandbanken bewegen.
Voor iemand die het kalme getij van de Belgische en Nederlandse Noordzee gewoon is, is het tij hier schrikbarend snel. Als we ons op het kiezelstrand begeven, op weg naar de vele lokale mensen die hier kokkels, zeeslakken en andere zeevruchten uit het slib scheppen, zet de ondergaande zon het lege strand in vuur en vlam. De zee is eventjes slechts een herinnering. Het geruis klinkt in de verte en met de verrekijker zien we de branding maar verder is het land, land en nog eens land dat we zien. Het is een opwindend gevoel om hier over de vele natte zandbanken te struinen en intussen te bedenken dat dit even snel terug zeebodem zal zijn.
Tegenwoordig volstaat een hark en een mandje om voor het avondmaal zeevruchten op het menu te zetten. Op de achtergrond baant het rivierwater zich een weg door het strand.
Een uitgestrektheid zoals ik het maar zelden meegemaakt heb. Daarvoor staat de Baai van de Somme garant.
En die ene eenzame bunker op de vloedlijn is een overblijfsel van de oude Atlantikwal van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Nu is het een onschuldige vestigingsplaats voor het zeeleven dat hier anders geen kans zou krijgen zoals mosselen, zeepokken en algen.
En daar zijn ze dan, de brede velden met kokerwormen of vers marins, die oude prooi van de verrotières samen met andere borstelwormen die men uit het slib kon opgraven.
Kokerwormen bouwen zelf een koker waarin ze zich kunnen terugtrekken bij het droogvallen en van waaruit ze hun tentakels kunnen uitsteken van zodra het water hen overspoelt, klaar om de voedseldeeltjes uit het water te filteren. Het zijn fotogenieke objecten van minieme bouwkunst.
Die bewuste volgende morgen ontwaken we in een stortbui die even hevig als kort is. De grijze wolken kleuren het landschap met een speciale lichte tint.
Aan het Maison du parc staat dit mooie standbeeld van zeevogels die met de snavel tegen elkaar tikken, een van de gedragingen die de relatie van een koppel bestendigen in een koloniaal leven. De zee bepaalt sterk het land en het leven hier.
Een vroege kolonie Kokmeeuwen (Chroicocephalus ridibundus) en Zwartkopmeeuwen (Ichthyaetus melanocephalus), te herkennen aan hun forsere knaloranje snavel, zwarte kopkleur en de doortrekking van de koptekening tot ver in de hals, zijn hun plaatsen al aan het opeisen op een meertje. Spoedig zullen zij aan de nestbouw beginnen nadat de territoriale grenzen afgebakend zijn.
Tenslotte arriveren we aan de Marquenterre aan de andere kant van de baai. Deze regio, de naam is afgeleid van "la mer qui entre la terre", is heel bekend omwille van zijn vogelrijkdom: over 360 vogelsoorten werden hier al genoteerd op 640 hectare aan duinen, bossen en moerassen, evenveel als bijvoorbeeld de Camargue dat 15 keer groter is ! Wij kiezen ervoor om niet het betalende deel te bezoeken maar het Sentier des Bergers te doen. In vroegere tijden leidden de herders langs dit pad hun vee naar de renclôtures oftewel de polders en de mollières oftewel de zoutmoerassen in de baai.
De polders zijn zo vroeg in het voorjaar, tussen de felle regen- en hagelbuien door, vooral een toneel voor de baltsende Kieviten (Vanellus vanellus) maar ook een late pleisterende Kraanvogel (Grus grus) draagt bij aan het elegante gebeuren. We zouden verder ook Wilde zwanen (Cygnus cygnus) en zelfs een Dwergmeeuw (Hydrocoloeus minutus) ontdekken op de polderplassen die te overzien zijn vanaf kijkwanden die op strategische punten in de hoge duinen geplaatst zijn.
Het strand zelf ligt voor ons, verstild en kalm, de horizon rijkt verder dan we ons kunnen voorstellen.
We voelen dat de wind hier vrij spel heeft, ze geselt de duinen en onze twee minuscule vormen die voortstruinen onder de grote hemel met willekeurige buien regen en hagel.
Na de polders zien we dan de duinen en de bossen die de Marquenterre haar eigen gezicht geven. Hier in de duinen vinden we diverse reeënsporen, dode dieren en een nimmer aflatende wind die ons dwingt om te lunchen in de beschutting van het helmgras.
Intussen rukt de zee weer op en palmt ze in wat twee keer per etmaal haar toegewezen wordt.
Oplettend voor het snelle getij nemen we ergens een padje door de duinen waarvan wij aannamen dat dit de wandelroute was. De signalisatie was al eventjes onbestaande en ineens komen we terecht op een paardenpad in dit ultranatte gebied waar we vier kilometer al plonzend terugwandelen door het water. Het hoeft geen betoog dat dit niet naar de wens was van mijn intussen al wat versleten wandelschoenen die ik deze reis niet meer droog zou krijgen. Maar we worden beloond met avontuur -amai mijn benen- en een plots opduikende Everzwijn (Sus scrofa) in de metersdikke rietkraag. Wat een afsluiter van ons al te korte bezoek aan de Marquenterre !
Zo zit onze verkenning van dit wijdse gebied er al weer op, even koken op het tafeltje buiten en daarna kunnen de gordijntjes afgelaten worden en de wijn en speelkaarten bovengehaald worden. Straks gaan we slapen, vol duizelende en natte indrukken en uitkijkend naar de volgende dag en naar een nieuwe bestemming aan het Kanaal. Maar de Somme zal in ons blijven weerklinken in de verre horizonten bestreken door de steeds jagende wolken...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten