"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

zaterdag 8 maart 2014

Veren op het water

Lieven Van Gils: "Als jij vogels kijkt, ben je dan weg van de wereld?"
Wim Willaert: "Nee, dan ben ik pas écht op de wereld"
Dit gesprek, dat onlangs op de Vlaamse televisie uitgezonden werd, geeft treffend weer waarom mensen zich nu toch bezig houden met vogels kijken. Wij vogelkijkers zijn op zoek naar die authentieke belevenissen waarin we getuige zijn van een wilder leven volgens andere wetten dan onze eigen realiteit. Naar die ene waarneming waarin we ons weer op de wereld voelen, alsof we terug in harmonie zijn met onze omgeving, een steeds vluchtiger wordende gewaarwording. Het werkt verslavend. Net om die reden voel ik me iedere dag een beetje rusteloos als ik niet minstens even buiten kom. Net om die reden keer ik telkens weer naar de uitgestrekte polders en ingedijkte stukjes zee van vogelrijk Zeeland.
We komen aan in de Sint Laurense Weihoek, dichtbij Middelburg, onder de eerste voorzichtige stralen van een erg vroeg lentezonnetje. Enkel de straffe wind zorgt nog voor dat laatste restje winter van wat amper een winter geweest is. In deze polder is het een krioelen van jewelste van eenden en steltlopers. Een groot feest van energie.
Smienten (Anas penelope) zorgen voor dat toefje kleur op de diepblauwe weideplassen.
Het is duidelijk dat de hogere temperaturen en de langer wordende dagen de rusteloosheid voedt. Her en der vliegen groepen vogels op zonder enig zichtbaar doel; op dit op beeld gevangen moment waren dat Kieviten (Vanellus vanellus), waarvan velen al in zomerkleed praalden, gemengd met Goudplevieren (Pluvialis apricaria) en Kemphanen (Philomachus pugnax), beiden nog in winterkleed. De lucht vibreerde van de vleugelslagen en het gemengd koor van roepjes en gepiep.
Tussendoor weerklonk dan weer het ritmische zware gegak van de Brandganzen (Branta leucopsis) die gretig de graslanden afgraasden, een vers buffet vooraleer de terugtocht naar het noorden weer aan te vatten.
Op een rijtje vogelen is heel plezant zoals Pieter, Maxime en Roel demonstreren. We zijn eigenlijk op zoek naar een Roodhalsgans (Branta ruficolis) maar die zoektocht blijft vruchteloos.
We wenden de steven dan maar richting de Inlagen van Colijnsplaat: verschillende inhammen langs de Oosterschelde en ingesloten waterplassen rijk aan riet vormen hier een rijkbedeeld biotoop voor vele wintergasten. De Bergeenden (Tadorna tadorna), Wulpen (Numenius arquata), Scholeksters (Haematopus ostralegus) en achteraan de twee rondscharrelende Kluten (Recurvirostra avosetta) kunnen het enkel beamen.
Op de dijk is er plaats genoeg om te genieten van het uitzicht,, van de lunch, van sportieve uitspattingen zoals Roel bewijst...
... of van de alsmaar doorkomende ornithologische verrassingen zoals een Velduil (Asio flammeus) die ons verrast als wij net staan te praten met een lokale analoge fotografe die ons net toestemming gevraagd had om ons te mogen vastleggen op beeld voor "een expositie over het leven in Noord-Beveland". Nooit geweten dat wij zo fotogeniek waren. We konden haar dankzij de Velduil meteen een voorsmaakje geven van die "zeldzame" soorten waarover we net aan het praten waren. Zo af en toe kan niets zo een voldoening schenken als een perfecte timing.
Na de Inlagen is Neeltje Jans maar een boogscheut verder. Het blijft een indrukwekkend staaltje techniek en doorzettingsvermogen en een toonvoorbeeld van hoe de mens steeds weer de omgeving probeert naar zijn hand te zetten.
Naast de in hun gewoonlijke prachtige soberheid gehulde Rotganzen (Branta bernicla) waren op de Oosterschelde ook vooral veel Middelste zaagbekken (Mergus serrator) en zelfs een Zeekoet (Uria aalge) te zien. Die laatste, een lid van de Alcidae, normaal echte zeevogels, was mogelijk zo ver tegen de kust beland door de recente Noordzeestormen.
En dan eindigen we op onze traditionele stopplaats aan de "tetten" van de Brouwersdam: twee dammen die in de Noordzee uitsteken en zo de vrouwelijke boezem in gedachten oproepen, vandaar de bijnaam. Het is een ideale uitkijkplatform voor zeevogels en overwinteraars. Zeker op deze mooie februaridag was het vlak voor ons een komen en gaan van vogels die anders altijd enkel veraf in de telescoop te vinden zijn. Ook de Brilduikers (Bucephala clangula) zoals dit mooie mannetje dat net opvliegt waren vrij dichtbij te fotograferen.
Maar helemaal ongelooflijk en adrenalineopwekkend waren de fabuleuze IJseenden (Clangula hyemalis) die zelfs op de dijk gingen zitten ! Dit zijn normaal vogels die bij uitstek ver uit de kust vertoeven. Het gaf mij de gelegenheid het ingewikkelde verenkleed te bestuderen -IJseenden kunnen tot vier keer per jaar een gedeeltelijke rui ondergaan- en de roze snavelband dat mij leert dat het een mannetje is. Later zien we een paar exemplaren op het water zitten met de typische en onmiskenbare rechte smalle staart die rechtop uitsteekt en zelfs hoger dan de kop in de lucht priemt. Fantastisch !
Klassiekere vogels zoals de Kuifduikers (Podiceps auritus) waren ook van de partij maar onder invloed van de hevige branding waren zij ook dichterbij dan normaal. Het gaf ons geweldige opportuniteiten om ze te observeren bij het zwemmen en duiken.
Het had ook een kleine keerzijde, die hevige branding: de zeehonden blijven wijselijk uit de buurt van de rotsen en zijn zo lastiger te fotograferen. Toch is een reportage over de Brouwersdam nooit compleet zonder een foto van deze gezellig ronde zeezoogdieren zoals deze Gewone zeehond (Phoca vitulina).
Maar de grootste verrassing van de dag vonden we toch in de branding op het strand waar verschillende zeevogels in de brekende golven zwommen zoals Brilduikers, maar ook echte zeevogels die ik nog nooit van zo mooi dichtbij kon observeren zoals deze mannetjes Zwarte zee-eenden (Melanitta nigra). Dit is echt een soort die de gemiddelde vogelaar vooral kent van de grote zwarte groepen die op zee voorbijtrekken en die puur op vlucht gedetermineerd worden. Van dichtbij de specifieke snavelvorm en de gele snavelbasis dat zo'n mooi contrast vormt met het stemmig zwart, dat is iets wat enkel weggelegd is voor gelukkige dagen zoals deze dag ... Het maakte mij dus echt niet uit of ik natte voeten kreeg door de golven, ik moest en zou ze documenteren... Het leverde wel hilarische taferelen op die dergelijke excursies altijd dat tikkeltje meer geven.
En de klapper van de dag ? Alsof het nog niet genoeg was had ik nu ook de gelegenheid om eindelijk mijn eerste IJsduikers (Gavia immer) te spotten en dan nog ineens van dichtbij in de branding ! Zijn broertjes, de Parelduiker (G. arctica) en Roodkeelduiker (G. stellata) had ik al gezien, de Parelduikers zelfs in hun prachtkleed van de zomer in hun natuurlijk biotoop van de Zweedse meren. Daar heb ik ook zijn kippenvel bezorgende roep gehoord dat men de roep van het noorden noemt. De IJsduiker is een vrij zeldzame wintergast die in de zomer broedt in noordelijk Noord-Amerika, Canada en IJsland maar in de winter zeer ver zuidelijk kan uitzwermen, tot Portugal toe. Ook deze soort lijkt een speciale roep te hebben dat men in Canada al eens durft vergelijken met de lach van een geestegestoorde, vandaar de Noord-Amerikaanse naam "loon" voor deze vogels dat "gek" betekent. Ooit moet ik dat toch eens horen ... Maar voorlopig ben ik gelukkig met de stille, in winterkleed gehulde exemplaren die met hun sierlijke licht roze gepunte snavel de lucht doorkliefden.
Wat verderop, het laagwater aan het afwachten, troepden enkele tientallen Drieteenstrandlopers (Calidris alba) samen. Deze trippeltjes zijn altijd een dankbaar onderwerp voor de natuurvorser en -fotograaf dankzij hun vrij tamme karakter en hun uitbundige bewegingen zoals bij het ontwijken van al te hoge golven die op de dijkstenen crashten.
Het was ook hier dat ik voor het eerst het gapen en de "stretching" van het snavelpunt kon zien. Drieteentjes kunnen namelijk het puntje van hun snavel apart bewegen zodat ze nog flexibelder zijn in hun jacht naar voedsel: zo kunnen ze nog makkelijker voedseldeeltjes grijpen. Deze snavelpunt wordt niet bediend door spieren maar door rhynchokinese. Dat betekent dat ze met een beenstuk in de schedel een bot in de snavel duwen waardoor ze druk zetten op het scharnierpunt van het snavelpunt waardoor deze beweegt. Het hele snavelskelet is dus ook erg flexibel. Bij sommige soorten, ook de Calidris soorten, kunnen ze in de gevoelige snavelpunt ook verschillen in druk waarnemen om zo "op afstand" prooien op te sporen in het slib en zand, dit dankzij speciale sensoren: de lichaampjes van Herbst.
When she was just a girl
She expected the world
But it flew away from her reach so
She ran away in her sleep
And dreamed of
Para-para-paradise, Para-para-paradise, Para-para-paradise
Every time she closed her eyes
Deze aanblik van deze ene eenzame wakkere Drieteenstrandloper temidden van de rest riep direct dit liedje van Coldplay op.
De Scholeksters zijn pakken schuwer maar genieten desondanks van het laatste avondlicht. Ook zij wachten op het eb.
De perfecte afsluiter van de dag voor mij als een grote liefhebber van Alcidae was een adulte Alk (Alca torda) in winterkleed die tegen een strekdam zwom. Ik blijf het geweldige producten van natuurlijke evolutie vinden en hun link met de zee is daar zeker niet vreemd aan. Want net als zij blijf ik ook steeds weer terugkeren naar dat zilte nat. Meer en meer bekoort ze mij, een ware lokroep, als een wilde dame. Net zoals de vogels mij steeds weer terug op de wereld zetten, zo doet de zee mij weer wegdromen en beseffen dat ik leef... En daar ben ik heel dankbaar voor !

Geen opmerkingen:

Een reactie posten