"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

zondag 15 december 2013

Aan het Noordzeestrand

La mer
Les a bercés
Le long des golfes clairs
Et d'une chanson d'amour
La mer
A bercé mon coeur pour la vie

Charles Trenet - La mer
Steeds weer, waar ik ook ben, voel ik uiteindelijk de lokroep van de zee. Ik ben geboren in de bossen en velden van de Dijlevallei maar een groot deel van mijn kindertijd heb ik ook aan onze Belgische kust doorgebracht. Als natuurliefhebber heeft het gewoon iets, die eindeloze dynamiek die er nog steeds wild uitziet ondanks vele eeuwen menselijke beïnvloeding. Ribbels in het zand, aangespoelde schelpen, een zeester tussen de stenen van een golfbreker, geen mens die eraan tornen kan.
Want het licht aldaar betovert eenieder die een paar minuutjes ervoor over heeft om te kijken en te zien, zoals op een avond hier in Middelkerke.
Bovendien is de zee elke dag anders. Zo eens is ze een rustige wiegende moeder die een eenzame vissersboot wiegt in Nieuwpoort.
Datzelfde piepkleine vissersbootje trekt ook bezoekers aan, benieuwd naar de restjes, zoals deze Grijze zeehond (Halichoerus grypus). Eerst ziet men de reeds gelokte meeuwen cirkelen boven een bepaalde plek in de lage golfjes en plots duikt daar het gladde, grijze, glanzende hoofd op van een zeehond die de vissen tot de oppervlakte heeft nagejaagd.
Net zoals de zeehond zijn ook de Kokmeeuwen (Chroicocephalus ridibundus) belust op een lekker hapje, een van de velen die de hengelvissers op de pier geregeld wegwerpen.
Een juveniele Zilvermeeuw (Larus argentatus) kijkt verlegen naar de lens.
Het is een leuke periode hier langs de pier, want ook Dwergmeeuwen (Hydrocoloeus minutus), die normaal veel verder op zee foerageren, kwamen hier vlakbij de mensen om hapjes uit het water te plukken. Deze ware mariene soort heb ik nog maar zelden zo mooi voor mijn lens gehad! Ik bleef bijna een uur op de pier staan, ogen te kort om te kijken naar de capriolen van deze kleine witte acrobaten.
Zelfs een adulte Drieteenmeeuw (Rissa tridactyla) komt een graantje -of visje- meepikken, vooral platviskoppen verdwenen in de golven en werden zo verorberd.
Maar al die indringers van op de zee werden soms niet in dank afgenomen bij de lokale vogels zoals deze Kokmeeuw die een Dwergmeeuw tracht te verjagen. Maar de Dwergmeeuw vliegt zoals een eenmotorige Cesna ten opzichte van het lompe uiterlijk van de Kokmeeuw, die laatste is eraan voor de moeite en geeft het snel op.
Dat verandert niets aan het feit dat soms, op de pier, men zich in een film van Alfred Hitchcock waant...
Steenlopers (Arenaria interpres) maakten tevens direct gebruik van deze opportune voedseluitdeling. Met hun vlugge, wazige looppasjes scharrelen ze rond op de verweerde balustrade.
Intussen is het op het geribbelde strand een kabaal van jewelste van de honderden steltlopers en aan- en afvliegende meeuwen.
Deze Scholeksters (Haematopus ostralegus) rusten even uit na vele uren hun snavel in het zand gestoken te hebben op zoek naar de energierijke schelpdieren en strandpieren waarmee ze zich voeden.
Verderop in de monding van de IJzerrivier vliegt een Lepelaar (Platalea leucorodia) op, hij is erg laat en zal zo vertrekken naar het warmere zuiden.
Intussen begrazen de Vlaamse schapen, een inheems schapenras, de schorren en duinen van de monding en dragen ze ineens ook bij aan de verspreiding van de planten in het gebied dankzij hun dikke wollen vacht dat vele zaden en klitten kan vervoeren.
Een langzaam verdwijnende zonsondergang tekent een nieuwe dierbare herinnering in, een nieuwe verbinding tussen mijn synapsen wordt gemaakt.
Het rustige weer kan zo omslaan, enkele dagen later zorgde een strakke zeewind voor woelig water en voor duizenden Rotganzen (Branta bernicla) die zich verplicht zagen om langs de kust te trekken in plaats van boven zee. Op twintig minuten tijd zouden we er al zo'n 560 tellen, in gestrekte draf naar het zuiden.
Boven de kleine verlichtingsbehuizing van de pier danst de donkere novemberlucht, als in een liedje van Guns 'n' Roses.
De zee beukt in op het land, een waar spektakel voor landrotten als ik.
De nimmer aflatende, felle wind zorgt ervoor dat zelfs biologen hun heil gaan zoeken in de luwte van de duinen en polders. We treffen zo de rups van een Veelvraat (Macrothylacia rubi), een spectaculaire behaarde rups die met wat geluk een dagactieve nachtvlinder wordt.
Het voordeel van zulk ruw weer met zware regenwolken is wanneer het fotografische geluk een handje helpt en de schitterendste avondluchten creëert zoals hier in de uitgestrektheid van de Uitkerkse polders.
De koeien trekken zich er niet veel van aan, al eeuwenlang, door weer en wind, begrazen zij wat ooit oude zeebodem was.
Dan gebeurt er nog iets totaal onverwachts, een grote slaaptrekbeweging van Spreeuwen (Sturnus vulgaris) met het typische onafscheidelijke gekwetter vult de donker wordende lucht.
Waar je ook kijkt, ze vliegen overal rondom ons en plots zijn ze weer verdwenen, op weg naar hun slaapplaats voor de nacht. Waarom ze dit doen is al langer een raadsel, wellicht ligt bescherming aan de basis maar waarom in dergelijke grote groepen ? Er is nog werk aan de winkel voor gedragsbiologen.
Weer een andere dag, weer een ander zicht. Ik ben eens op weg met mijn fiets in het platte polderland achter Nieuwpoort. Zelfs hier komt ik nog ornithologische verwijzingen tegen zoals de naam van het gehucht "Wulpen"...
Mijn haar zou moeten wapperen in de wind maar laat ons eerlijk zijn, het wordt gewoon achterover gestroomlijnd. Laat het ons daarop houden. De herfstzon licht het jaagpad langs het kanaal en biedt mij een onbelemmerd mooi zicht op de polders.
Dichtbij Nieuwpoort kom ik dan weer op klassieke beelden uit het industriële verleden van de kust zoals dit oude fabrieksgebouw. Ook het contact met het verleden maakt de hedendaagse mens tot wat hij of zij is. Dat mag niet verloren gaan.
Maar wat mij ook steeds weer mens maakt is Darko en onze lange wandelingen samen, door weer en wind.
Veel wind en zand in dit geval op de stranden van Middelkerke en Raversijde!
Het leuke aan de verlaten stranden tussen Middelkerke en Raversijde is hoe het een vogelaar de gelegenheid biedt om die ingewikkelde materie van meeuwen in te oefenen. Hier staan zowel Kleine mantelmeeuw (Larus fuscus), Grote mantelmeeuw (L. marinus) en Zilvermeeuw (L. argentatus) in het beeld van de verrekijker. In adulte vorm zijn ze gemakkelijk maar in juveniele vorm, een verenkleed die tussen de soorten erg gelijkend is en bovendien tot zo'n 4 jaar meegaat, is de determinatie en vooral leeftijdsbepaling voer voor specialisten.
De Blauwe zeedistel (Eryngium maritimum), een zeldzame plant van de Atlantische kusten en typisch voor duinpioniersvegetatie, is gelukkig terug in aantal aan het toenemen in de beschermde duinen hier.
Een zee-egel, een Gewone zeeappel (Psammechinus miliaris), ligt in een getijdenplas langs de golfbreker.
Toen ik met mijn grootouders in het restaurant "Seagull" ging eten, had ik niet verwacht er een opgezette Jan-van-Gent (Morus bassanus) aan te treffen boven onze tafel.
En weer is het stilaan tijd om de betovering af te schudden en afscheid te nemen van de Noordzee die met haar woelige streken en haar grillige geschenken mijn hart veroverd heeft...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten