"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

donderdag 8 augustus 2013

Brenne-waarts

Earth and sky, woods and fields, lakes and rivers, the mountain and the sea, are excellent schoolmasters, and teach some of us more than we can ever learn from books.

John Lubbock
Een juni-ochtend onder het grijze wolkenplafond van Leuven staat een donkerblauwe Volkswagen Passat in een smal straatje te dansen op zijn vering terwijl twee biologen druk bezig zijn om de schaarse bagage, de omvangrijke kampeerspullen en de talrijke biologiespullen in te laden op en tussen twee fietsen door. Het past allemaal ternauwernood als de kofferklep toeslaat en het contact kan omgedraaid worden. Bestemming ? La douce France !
Jawel. Reinhardt en ik zijn weer thuis voor een week in die magnifieke, natuurrijke regio in midden Frankrijk: de Brenne. Sinds onze introductie met onze ecologische stage en onze hernieuwde kennismaking in april vorig jaar blijft het waterrijke gebied ons sterk bekoren. We voelen ons meteen in ons schik hier op de camping municipal in Migné, klaar om een mooie natuurweek te beleven in ons favoriet vakantieland.
Rein gaat meteen aan het werk en weet meesterlijk de lokale Hop (Upupa epops) tot op tien meter te lokken met het typische woep-woep geluid.
Het milde weer en de roep van de Hop lokte ons direct op onze fietsen, één van de meest ideale transportmiddelen in de Brenne. De rijkdom van flora en fauna die je zelfs alleen maar in de wegbermen aantreft doet het Vlaamse landschap snel vergeten.
Bijvoorbeeld een Veldkrekel (Gryllus campestris) blijft een indrukwekkend zicht dichtbij ...
Een ander indrukwekkend zicht was het aantal Kwakken (Nycticorax nycticorax) die we deze week in de Brenne zouden waarnemen, in onze contreien is het een elusieve rietvogel, in de Brenne tref je hem zelfs op de simpelste boerenvijvers aan ! Zonder veel moeite geraakten we aan een aantal van 15 exemplaren, waarvan meerdere vogels die we langdurig konden observeren.
Qua amfibieën waren we iets te laat in de Brenne, zo midden juni. Idealiter zouden we eind april/begin mei moeten gaan maar 's avonds kwam toch een Rugstreeppad (Epidalea calamita) onze kampeerplaats bezoeken. Deze soort van pionierssituaties op kalkrijke gronden -tijdelijke poelen in zand of kalkgronden- gedijt in de Brenne zeer goed.
In de volgende blog zal ik het hebben over het mekka van vogelliefhebbers en fotografen: Étang de la Sous. Maar laat ons de andere vijvers en de rest van het gebied niet vergeten dat minstens even mooi en verrassend uit de hoek komt voor biologen en natuurfotografen ! Zoals hier rond Étang Ricot waar de alleenstaande bomen en struiken een uitkijkpost bieden voor Grauwe klauwieren (Lanius collurio), Bonte vliegenvangers (Ficedula hypoleuca) en waar uitgestrekte zeggen- en rietvelden in april heel wat verrassingen bieden.
Nu in juni is het ornithologisch vooral een decor voor de honderden Kokmeeuwen (Chroicocephalus ridibundus) die er broeden.
Maar in de gracht die langs het wandelpad loopt vinden wij in de struiken plots een van onze doelsoorten: een Aspisadder (Vipera aspis). Tot tien keer giftiger dan een gewone Adder (Vipera berus) maar deze soort is gelukkig niet snel op zijn teentjes getrapt. De stompe snuit en de verticale, smalle pupil geven ons deze determinatie samen met het typische gezaagde patroon op zijn rug. Later zouden we minder verstopte exemplaren fotograferen maar dit blijft toch de spannendste !
Soms blijven die Fransen toch moeite hebben met signalisatie zoals hier naar een "observatoire" waar het pad ineens doodliep in het water ...
Her en der herbergde het riet mooie vogels zoals deze Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus) die druk doende was om een nestje te bouwen net onder de kijkgaten van de kijktoren in het Réserve naturel de Chérinne.
Langs de paden vlogen ook enkele vlindersoorten ondanks het wisselvallige weer -bij onze eerste bezoek in 2011 aan de Brenne was de vlinderrijkdom overweldigend dankzij het goede weer toen. Dit ongedetermineerd zandoogje is er een voorbeeld van.
Nog een Kwak maakt een bioloogje heel blij zoals Rein hier demonstreert aan de Étang du Blizon. Hier is een grote kolonie van deze soort aanwezig.
Maar de Brenne is niet alleen maar vijvers en water, de Brenne is ook enkele mooie boscomplexen zoals de Forêt de Lancosme, waar we twee avondschemeringen na elkaar Nachtzwaluwen (Caprimulgus europaeus) horen zingen met hun lang snorrend geluidje, zien jagen in de schemering op onvoorzichtige insecten en zelfs zien rusten op de baan. Het andere bekende bos is Forêt de Preuilly waar we een arboretumwandeling doen die ons leidt langs de overblijfselen van een oude steenbakkerij. Of hoe de mens toch altijd weer sporen nalaat in het landschap ...
Wat ook sporen nalaat zijn de typische bronbeekjes die in het eikenbos laveren, vorig jaar vonden we hier nog adulte Vuursalamanders (Salamandra salamandra terrestris), dit jaar vonden we vooral tientallen larven in deze bronbeek. Dit habitat, het bronbos, is zoals het beschreven staat in de literatuur voor deze soort.
Ik ken de soort goed van hier in Meerdaalwoud, toch blijft het altijd een leuke waarneming, zeker met een onderwatercamera ! De larven zijn typisch te herkennen aan de gele okselvlekjes aan de basis van de poten.
Een andere leuke bewoner van oude boscomplexen met veel Kamperfoelie is de Kleine ijsvogelvlinder (Limenitis camilla), een soort die graag schaduwrijke plekjes opzoekt en in onze contreien toch wel zeldzaam is door het ontbreken van de juiste voedsel- en waardplanten in onze bossen.
En dan zouden we die prachtige vertegenwoordigers van de flora niet mogen vergeten: de wilde orchideeën. Eigenlijk zijn het net vrouwen, zo verschillend en divers, soms uitbundig gevend, soms bedriegend zoals deze Bijenorchis (Ophrys apifera). Deze geeft geen nectar maar lokt de mannelijke bijen met de geur van het vrouwtje en het uitzicht van het vrouwtje. Hij komt bedrogen uit maar de pollinia met de pollen worden wel op hem gekleefd tot de volgende verleiding -of is het misleiding ?
Nog zo'n speciale is de Bokkenorchis (Himantoglossum hircinum) die in het Engels toepasselijker "lizard orchid" genoemd wordt door zijn vreemde lip die aan een reptielentong doen denken. Deze plant is bij ons uiterst zeldzaam, ik heb die enkel nog in de duinen bij Raversijde aan de Belgische kust aangetroffen, maar hier in de Brenne groeit ze gewoon in de wegbermen ... Onvoorstelbaar ! De bloemen zouden een bokkengeur hebben maar deze heb ik nog niet geroken ... Nochtans komt het zelfs in de Latijnse benaming terug : de soortaanduiding hircinum is afgeleid van het Latijnse hircus dat als geitenbok vertaald wordt. De plant kan ook zeer groot worden, tot ongeveer 80 centimeter !
Een bescheidenere maar niet minder mooie soort is de Gewone tongorchis (Serapis lingua). De genusnaam schijnt afgeleid te zijn van de Egyptische (Byzantijnse) godheid Serapis dus dit plantje heeft alle redenen om onbescheiden te zijn !
Zo mooi en typisch Brennouse is het samenspel tussen een Groot geaderd witje (Aporia crataegi) en Rietorchis (Dactylorhiza majalis) in de wegbermen... Groot geaderd witje is een soort die vooral meidoorn (Crataegus monogyna) als waardplant heeft, vandaar dat ze zich in de Brenne met het boccagelandschap van mei- en sleedoorn zich zo thuis voelt.
Diverse klaprozen orneren hier de bermen en de weilanden, de zomer komt eraan ...
Ook afhankelijk van boccagelandschappen en uitstervende landbouwpraktijken is de Grauwe gors (Emberiza calandra), een van de stakkers van de akkers ... Sterk in populatieniveau afgenomen heeft Europa en haar deelstaten gelukkig aandacht gekregen voor deze soort en haar lotgenoten. Hopelijk is het nog niet te laat.
Dit is het bordje dat iedereen fotografeert in de Brenne, aan Chérinne, en ook wij ontsnappen er niet aan. Het waarschuwt automobilisten voor de kwetsbare Europese moerasschildpad (Emys orbicularis) die sterk bedreigd is en hier in het gebied nog een mooie populatie heeft.
Ze leven het liefst in moerassig water zodat je ze zelfs kan aantreffen in poeltjes langs de weg terwijl ze de dag overdenken ... Maar eigenlijk zijn ze gewoon aan het opwarmen in de zon.
Zoals ik al meermaals zei is reizen ook verrassingen toelaten en contact leggen met de meest uiteenlopende mensen, zoals een Engels koppel van middelbare leeftijd, afkomstig van rond Liverpool, die met een prachtige Engelse tongval hun enthousiasme voor vogels -en zij voor orchideeën- niet onder stoelen of banken steken. Zij weten ons zo de locatie te geven waar zij een Ralreiger (Ardeola ralloides) zagen ! Ja kijk, deze soort heb ik in mijn eigen Dijleland reeds tweemaal gemist doordat ik in het buitenland zat. Met deze erbij heb ik alle reigerachtigen van Europa gezien ... De opwinding kwam boven en we gingen snel op pad naar de aangeduide plek dat eigenlijk een plas in een weiland was.

Ja ! Daar ! Hij zit er ! Die korte zinnen vliegen als mitrailleurvuur uit Rein zijn keel en we haasten ons om de Passat te parkeren om dan ein-de-lijk deze elusieve en prachtige reiger te aanschouwen in zijn licht bronzen kleed met lange, sierlijke kuif. Het is een van de zeldzaamste reigersoorten in Europa, ze broedt enkel in Zuid- en Oost-Europa en was in onze contreien tot in de 19e eeuw nog een broedvogel tot massale droogleggingen de laatste exemplaren deden verdwijnen. In de winter overwinteren ze in tropisch Afrika en kan het zo in het voorjaar gebeuren dat ze hun broedgebieden "overschieten". Mogelijk is dat met dit exemplaar ook gebeurd gezien de dichtste bekende broedplaatsen in de lagunes van de Camargue liggen. Toch schijnt de soort in de Brenne uitzonderlijk eens tot broeden te komen.
Terwijl we proberen hogerop te geraken om de Ralreiger beter te fotograferen in zijn zeggenveld, wat uiteindelijk niet zou lukken, vinden we wel enkele kapotte schildpaddeneieren, mogelijk opgegraven en opgegeten. Een schildpaddenei is wel kalkrijk maar is toch veel zachter dan dat van een kip en de schaal is ook heel anders: in laagjes die je zo kan afbreken. Heel interessant !
Koereigers (Bubulcus ibis) en koeien, ze zijn niet weg te denken uit de weilanden van de Brenne ... Ze zijn elk even sierlijk op hun manier ...
En zo blijven we het gebied doorkruisen, te voet, per fiets of per auto; van hot naar her. Van indrukwekkend landschap naar indrukwekkende waarneming.
Een mannetje Klein vliegend hert (Dorcus parallelipipedus) komt even verder tevoorschijn uit het vermolmde hout langs het pad aan Maison du Parc. Het kan zo meedoen aan de wedstrijd om de beste tongbrekende Latijnse soortnaam. Dit beestje leeft van sap van gewonde bomen en bladeren.
We zouden het gelijknamige zoogdier meermaals tegenkomen op onze fietstochten maar deze Grote vos (Nymphalis polychloros) was toch nóg specialer. Een zeer zeldzame soort bij ons, het blijft hetzelfde verhaal en dezelfde bekoring van dit stukje Frankrijk voor biologen. Het is een vlinder die vooral warme streken in Centraal- en Zuid-Europa opzoekt. Met de klimaatsverandering zouden we deze stilaan wel eens meer kunnen gaan zien in onze contreien.
Nog maar eens een bewijs dat de natuur best flexibel is en indien de mens er niet zo zijn, zou zij de ultieme heerser zijn. Menselijke structuren, Moedertje Natuur bekijkt het eens goedmoedig en neemt stilaan terug in wat ooit van haar was. Prikkeldraad, een brug of een Renault R5, het maakt niet uit.
Nog een zuidelijke soort die doordringt tot in de Brenne is deze Rode patrijs (Alectoris rufa). Enkele jaren terug kwam ik deze soort, inclusief pulli, tegen op een verlaten bergweg in de Algarve. Groot was mijn verbazing toen ik deze parmantige vogel plots zag rondscharrelen in een paardenwei vlakbij de camping. Niet verwacht !
Vorig jaar leerden wij Guido en Greta kennen die als natuurliefhebbers meer dan twintig jaar reeds verknocht zijn aan Frankrijk en de Brenne. Dit jaar waren we weer welkom bij Greta en haar zus Ria, het werd weer een gezellige avond vol biologenpraat en straffe reisverhalen. Rein en ik lieten ons al te graag gastronomisch verwennen na een week koken op een gasvuurtje en de wijn zorgde voor een vrolijk gemoed. De ochtend erna, onze laatste ochtend, leverden wij onze bijdrage met kraakverse, boterzachte croissants van de lokale boulangerie. Mijn maag jubelde ! Intussen had Greta ook eens de nachtvlinderval opgezet en toonde ze ons de rijke oogst die ze gedetermineerd had.
Het belang van zulke goede reiscontacten blijkt telkens weer in de nuttige tips die men dan uitwisselt. Zoals een ochtendwandeling aan Étang Blizon voorbij, de brennouse heide in. Het werd een aangename kennismaking met de heide zoals we die kennen maar toch dat tikkeltje anders. Zoals deze Aspisadder.
De heideplanten stonden in bloei samen met talrijke andere, voor ons vreemde flora. Wat een kleurenpracht !
Hier konden we nog wel even rondstruinen ...
Helaas komt er aan elke reis een einde, telkens weer. Telkens een beetje droevig want men wil nog zoveel ontdekken en beleven. Maar het thuiskomen is ook altijd een prachtig gevoel. Toch maakten we reeds plannen voor de volgende trip, rusteloze biologen die we zijn ... Deel van deze nieuwe plannen blijft nog steeds de Brenne. Het blijft een stille verzuchting voor echte natuurliefhebbers. Dag in, dag uit kan je jezelf hier verliezen in het hervonden contact. Deze reis was ook erg speciaal want het was de laatste reis voor mijn trouwe Canon Eos 350D die mij 7 jaar en 100 000 foto's trouw gediend heeft. Het beestje krijgt wat kuren en inmiddels is zijn opvolger, de 600D het ideale compromis tussen gewicht en kwaliteit. De 350D is nu in pensioen bij mijn zus die hem af en toe nog zal gebruiken. Ik zal hem missen ! Maar het werd tijd voor een nieuw fotografisch hoofdstuk ...

PS : helaas bleek Picasa, mijn fotowebsite, bij deze blog helemaal niet betrouwbaar te zijn in het uploaden van de foto's. Zo zijn de foto's van de Koereigers en de koeien helaas veel te bleek doorgekomen. Dit viel niet te verhelpen ... Wonderen der techniek ...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten