"Et j'irai loin, bien loin, comme un bohémien, Par la Nature, - heureux comme avec une femme."
Arthur Rimbaud

dinsdag 28 december 2010

December en de Doode Bemde

Ne'er saw I, never felt, a calm so deep;
The river glideth at his own sweet will;
Dear God! The very houses seem asleep,
And all that mighty heart is lying still!

William Wordsworth - Composed upon Westminster Bridge (1803)
Jeugdig Vlaanderen juicht en ouder Vlaanderen kreunt onder een sneeuwtapijt dat het land niet meer zag sinds 1969 en velen Belgen verheugden zich in de eerste echte witte kerst sinds 1964. Of dit nu een effect is van de klimaatsverandering laat ik in het midden maar ik denk dat we zulk weer nog veel meer mogen verwachten : de seizoenen zullen extremer worden, dat is een realiteit. Los van dit zware wetenschappelijke vraagstuk blijf ik wel genieten van die winterse pracht, zeker in het lokale natuurreservaat de Doode Bemde, een naam die trouwe lezers al goed zullen kennen. In de dagen voordat de studentenblok begon ben ik er nog een paar keer geweest, dan weer eens met Darko, dan weer eens alleen vergezeld door mijn trouwe fotocamera's en een verrekijker.

Ik toonde het eerder al aan, onder het ijs liggen nu mooie onaardse landschappen verscholen. Hier is een stukje gras te zien dat onder water ligt en nu een heel andere sfeer krijgt met een laagje ijs dat uiteindelijk niets meer is dan onbeweeglijkere watermoleculen.

Eenvoudige menselijke structuren uit natuurlijke materialen, het heeft me altijd aangesproken ...

Zo heb ik ook een wonderlijke voorliefde voor stalletjes als deze, rommelige, uit boerse huisnijverheid ontstane keten die zo goed in het landschap lijken op te gaan.

Dit is een deel van de kilometerslange afrasteringen in het reservaat, broodnodig om het grazende vee binnen de perken te houden.

Na het diepe groen van de zomer en het kleurenpalet van de herfst lijkt het reservaat nu in een diepe winterslaap, onderhuids broeit het leven om in de eerste lentedagen weer los te barsten in een kakofonie van kleuren, geuren en geluiden.

Zelfs Darko wordt rustig, gedurende ongeveer twintig seconden. Net genoeg voor een portret dat anders de onmogelijkheid zelve lijkt te zijn.

Het reservaat huisvest enkele grootse bomen die nu weer en wind trotseren in de oude hooilanden.

Op zonnige dagen is het spel van licht ook iets dat mij tot nadenken stemt. Op momenten als deze begrijp ik wat de impressionisten zo bezielde.

De Leigrachtbrug. Het verhaal van de aanleg van deze brug was ik mijn lezers nog schuldig. Mijn peter Désiré geniet er telkens van om het aan elke groep, die hij langs deze brug gidst, te vertellen; het is dan ook een uniek verhaal en toont de rariteiten aan die natuurbeheerders soms tegenkomen in hun werk. Zoals ik in een vorige post al meegaf, is de zuidelijke wandeling in het reservaat vooral gebaseerd op de oude tramdijk van de "vicinal" Tervuren-Jodoigne die als een ruggengraat door het gebied snijdt. Doch was er na vijftig jaar landbouw wel wat veranderd, de boeren in de omgeving die elk meevallertje met beide handen aanpakken hadden onder meer diverse materialen hergebruikt en ook bij de sloop van de tramlijn in '58 werd deze brug afgebroken. Toen aan het begin van de 21e eeuw de plannen rezen om een zuidelijke wandelroute te voorzien moest er dus ook een brug komen om de leigracht terug te overspannen, een kloof van zo'n negen meter was de uitdaging.

Elke aannemer die ze lieten komen overzag de drassige omstandigheden van dit overstromingsgebied, de moeilijke bereikbaarheid en de natuurwaarde van dit gebied en weigerden allemaal of gaven hoge prijzen op, te hoog voor de werkingsgroep. Ten einde raad kreeg een van de vrijwilligers het idee om aan te kloppen bij de genie van het leger. Ja, die zagen het zitten om te komen helpen, na drie jaar voorafgaand onderzoek, vergaderingen en vergunningen werd het groen licht gegeven door het legercommando en op een dag om 6.30 stonden ze er, twintig man en vier voertuigen, allemaal geniesoldaten van de genieschool in Namen en onder toezicht van Kolonel Mignolet, Kapitein Brunelle en Chef Roeland. Ze trokken met hout vier paaltorens op die verbonden werden met lange staalkabels, daarna kon de eigenlijke bouw van de nieuwe brug beginnen.

Maar net de twee dagen ervoor waren er stevige zomerregens gevallen en een zware Unimog 4x4 wist zich vast te rijden in de drassige modder van de tot glijbaan herschapen tramdijk. Ze probeerden dit voertuig los te trekken met een andere stevige Volvo vrachtwagen maar deze gleed ook de berm af. Nog niet door hun tandvlees heen belden ze de kazerne in Heverlee op om een zware takelwagen te voorzien die rond 9 uur 's avonds kwam, de Unimog kreeg dit voertuig wel los maar de Volvo bleef sterk hellend achter in de gracht. Deze Volvo stond rotsvast met een heel aantal vermoeide soldaten errond die in dit voertuig eigenlijk hun terugweg moesten aanvatten. Ze moesten hun eigen kazerne in Namen opbellen om een voertuig te sturen om hen op te halen, ze waren vertrokken om middernacht en stonden alweer terug op het terrein -toch zo'n 100km rijden- om 6.30 de volgende morgen, ze hadden een korte nacht ...

Met kabel en katrol werd de brug verder afgewerkt in Robinia (streekeigen acaciahout, een Europese vereiste voor subsidies) en met stevige leuningen afgelijnd. De kapitein van hun eenheid had inmiddels contact opgenomen met de Elfde genie van Burcht die een zware M113 rupsvoertuig met kraan opstuurden waarmee de Volvo losgewrikt kon worden.
Maar de brug lag er, de omwonenden werden ervan overtuigd dat de oorlog niet terug begonnen was ondanks al die legervoertuigen die door hun dorp gegaan waren en de zorgeloze wandelaar kan tegenwoordig niets meer te ontdekken van al dat zware labeur dat het Belgische leger deed in het reservaat. Zo is er toch nog een positieve noot te melden over "onze jongens". Ook voor hen was het een nuttige oefening want normaliter graven ze in hun eigen kazerne een gracht, bouwen daar een brug over, moeten die terug afbreken en elders opnieuw beginnen. Dit was het echte werk. Het is een verhaal dat steeds in mij terugkomt als ik deze brug passeer, maar intussen stond het leven in het reservaat ook niet stil.

De vogels waren actief op zoek naar voedsel, na twee Vlaamse gaaien waren ook vele Sijzen, Kramsvogels, Koperwieken en een Grote zilverreiger mijn deel, het was een observatienamiddag die afgesloten werd met de Wilde zwaan (Cygnus cygnus). Deze sierlijke vogel lijkt te pleisteren in de Dijlevallei deze winter en was nu prachtig dichtbij te zien op de Dijle naast een Knobbelzwaan (Cygnus olor) links op de foto. De verschillen zijn goed te zien, ze liggen voornamelijk in de snavel die bij de Wilde zwaan gelig van kleur is, forser is en ook geen knobbel heeft aan de snavelbasis zoals de Knobbelzwaan. Onderscheid met een Kleine zwaan (Cygnus bewickii) kan gemaakt worden door de grootte -iets kleiner- en door een minder forse snavel waar het zwart niet voorbij de neusgaten komt.

Maar uiteindelijk, zoals altijd op deze winterse dagen, valt de schemering veel te snel in en moet ik mijn buiten-zijn weer even inruilen voor het terug opwarmen binnenshuis. De laatste zonnestralen van deze dag verlichten de wolkjes die mij tot aan de wagen begeleiden terwijl ik in mezelf mompel : "Hopelijk tot gauw weer."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten